IM Henk Hofstee (1945-2021)

IM Henk Hofstee (1945-2021)

Harry Bekkering
11 januari 2022

‘Mijn voetbalvriend’ en meer
Wetende dat Henk snel achteruitging, zowel geestelijk (dementie) als lichamelijk (beroerte), probeerde ik zo snel als mogelijk (corona) hem te bezoeken. Toen ik hem - naar achteraf bleek voor de laatste keer - in de zorginstelling in Haren bezocht, het was een mooie nazomerdag in september, begroette hij mij, zittend buiten in de tuin, met deze zin, sprekend tot zijn begeleider: “Dat is mijn voetbalvriend.”

En zo was het. Ik ontmoette Henk voor het eerst, toen wij beiden deel uitmaakten van het Gronings studentenelftal. We spreken over 1965. Ik bleek de enige niet-Forwardiaan te zijn, de rest speelde allemaal in het toenmalige Forward 1. Ik voetbalde destijds bij Velocitas, afwisselend in het eerste en het tweede. [Terzijde zij opgemerkt dat ik, afkomstig uit Dokkum en onkundig van de Groningse voetbalverhoudingen, dacht dat een club met een Latijnse naam wel een heel keurige, beetje deftige club moest zijn. Quod non. Velocitas bleek een volksclub (niets mis mee overigens), Be Quick, de club van Henk voor Forward, de nette, deftige, ‘Be Kwak’ nietwaar?]

Na een goed verlopen NSK (Nederlandse Studenten Kampioenschappen) vroeg vrijwel het hele Groningse studentenelftal: ’Waarom kom je niet bij ons voetballen?’ Dat wilde ik ook zeker wel, bij Velocitas moest je drie keer in de week trainen, bij Forward twee keer, een bijkomend argument voor een overgang. Maar…… een lidmaatschap van Vindicat was – toen – een voorwaarde. Ik heb met ontgroening en al (voor het laatst kaal, bleek later) de overstap gemaakt. Nooit spijt van gehad, met zulke aardige mensen als Miek Vos, Detmer Gastman, Henk Zwiers, Bert Lodeweges, Anne Marten Groenman, Eric Mulder, Jacob Hartman, Frank Wegman, om maar een paar te noemen.

Maar het meeste contact had ik met Henk Hofstee, ook omdat ik door trainer Piet Tilstra was omgeschoold van aanvaller tot (opkomende) rechtsback, vlak bij Henk, betrouwbare achtervanger. Henk is de beste en elegantste keeper die Forward ooit gehad heeft, met een atletische sprongkracht, die zijn betrekkelijk geringe lengte onmiddellijk deed vergeten. Over ‘elegant’ gesproken, het (waarschijnlijk apocriefe) verhaal gaat dat Be Quick ooit een nieuwe keeper zocht en twee jonge talentvolle keepers met elkaar de strijd liet aangaan. Wie? Jan van Beveren en Henk Hofstee. De laatste won.

Wij hadden, vlak voor aanvang van elke wedstrijd, een bepaald ritueel. Ik riep ‘hard en hoog in de hoek’, Henk wist dan, Harry schiet zodanig, dat ik met een fraaie zweefduik de bal klemvast kan pakken. Op elegante wijze, dat spreekt. En de tegenstander geïntimideerd.

Legendarisch was zijn optreden in de gewonnen beslissingswedstrijd tegen PJC in 1968, waar ik ook het mijne aan mocht bijdragen. Onvergetelijk. (Lees Forward, een eeuw geboekt er maar op na). Niet ongenoemd mag ook blijven Henks topprestatie in een wedstrijd tegen oud-Feijenoord in 1983. De wedstrijd werd weliswaar verloren met 3-0, maar Eddy Pieters Graafland overlaadde Henk nadien met complimenten: “Wat ben ik blij dat ik U niet als concurrent heb gehad.” Of woorden van gelijke strekking (zie boven de tweestrijd met Jan van Beveren).

Maar Henk was, wérd voor mij meer dan alleen maar een voetbalvriend. Onze interesses liepen grotendeels parallel. Wij hielden allebei van literatuur, Henk meer van poëzie, ik van proza. Zo kon hij - uit het hoofd - het betrekkelijk lange gedicht van Gerrit Achterberg ‘Reiziger ‘doet’ Golgotha’ (re)citeren. Ik laat hier de eerste twee strofes volgen:

Zij hebben Hem, zonder zich af te vragen
of Hij het kon verdragen,
met nagels aan het kruis geslagen.

En toen Hij daar te lijden hing,
- een spijker is een lelijk ding -
zei Hij: Vader vergeef het hun.

Vooral dat ‘een spijker is een lelijk ding’ fascineerde hem mateloos, juist omdat - denk ik – het zo on-poëtisch oogde.

Ook kon hij – eveneens uit het hoofd – een lang, episch gedicht over de ontdekking van Amerika in het Gronings voordragen, waarmee hij op menige al of niet feestelijke bijeenkomst zijn gehoor wist te verbazen én te imponeren. Ik kon op mijn beurt natuurlijk niet achterblijven en (re)citeerde dan de Groningse dichter Driek van Wissen, met wie Henk evenals ik bevriend was, t.w. diens ‘Middelbaar onderwijs’ (ik had Nederlands gestudeerd en het leraarschap was mij niet geheel vreemd):

Het mooiste meisje uit de klas
verschikt onwennig bij haar schouder
een bandje van haar bustehouder;
ze draagt dat rare ding maar pas.

De meester, achter brilleglas,
ziet toe, ontroerd, en denkt:  ‘Wat zou d’r
gebeuren als zij tien jaar ouder
en ik eens tien jaar jonger was?’

Ach, hij vergeet hoe hij verdorde
en hoe haar leven net begint.
In stilte wordt door hem bemind
de schone vrouw, die zij zal worden.

Dan praat ze wat, het lieve kind,
en streng roept hij haar tot de orde.

Als een soort mentor heeft Henk mij ingewijd in de wereld van de jazz. Hij leerde mij luisteren en liet mij kennismaken met het werk van jazzgiganten als Charley Parker, Thelonious Monk, Miles Davis, Ben Webster en John Coltrane. Ik zie hem nog op zijn kamer aan het Schuitendiep, de mooiste en grootste studentenkamer van Groningen (het studentenhuis was van zijn vader, maar dit terzijde), een plaat opzetten, met een voorzichtigheid en een behoedzaamheid, alsof het een bijzonder kostbaar kleinood betrof. En waarschijnlijk was het dat ook voor hem.

Maar niet alleen werd ik door hem in een mij onbekende muzikale wereld ingewijd, ook introduceerde hij mij in de ietwat bohemienachtige artistieke  wereld in Groningen door zijn vriendschap met de Groningse schilder Henri de Wolff, wereldberoemd in Groningen. Heerlijke met veel drank overgoten avonden, zeg maar rustig nachten waren dat. In één moeite door bracht hij mij dikwijls, op gepaste tijden, kennis bij over de Groningse schildersgroep ‘De Ploeg’, waar hij ongelooflijk veel van wist.

Om C. Johan Kieviet, de geestelijke vader van Dik Trom te citeren: “Henk, je was een bijzonder kind en dat was je.” Ik zal zijn vriendschap, zijn humor en zijn speciale gewoonten (hij kwam overal en altijd te laat) missen.

Ik eindig min of meer in voetbalstijl. Dat de zorginstelling in Haren, waar hij tot zijn overlijden verbleef, in de onmiddellijke nabijheid gelegen was van het sportcomplex ‘De Esserberg’, de thuishaven van Be Quick, kan geen toeval zijn.

                                                                                                              Harry Bekkering